Het fundamentalisme als klucht en tragedie, zou Houellebecq zeggen, maar Abderrahmane Sissako vernoemt zijn elegante aanklacht tegen extremisme simpelweg naar de stad waar het verhaal zich afpeelt: Timbuktu.
Timbuktu, de eerste film in acht jaar van de Mauritanische filmmaker Abderrahmane Sissako en de eerste Mauritanische film die ooit voor een Oscar werd genomineerd, is een protest tegen de bezetting van het noorden van Mali door moslimfundamentalisten. Zo saai en pamfletterig als dat klinkt, zo loom en elegant is de film.
Volgens sommigen is het een lyrisch protest, maar bij de tweede keer kijken kwam de film me minder lyrisch voor dan de eerste keer, driekwart jaar geleden op een filmfestival. Vooral omdat een mooie scène halverwege lijkt te zijn ingekort. Daarin sluipt een peloton strijders ’s nachts over de daken van de huizen, AK-47’s in de aanslag, op zoek naar de bron van de prachtige muziek die over de daken klinkt. In mijn herinnering duurde die scène zeker een paar minuten, waardoor iets wat dreigend zou moeten zijn, door muziek en duisternis iets dromerigs krijgt. Wat blijkt bij de tweede keer kijken? Die hele scène duurt niet langer dan een paar seconden. Dat zegt iets over de betoverende kracht van Timbuktu.
Hoe dan ook is die scène typerend voor de rest van de film. Alsof Sissako medelijden met de daders heeft omdat het stumperds zijn die niet beter weten, toont hij de extremistische overheersing als een serie absurde taferelen. Zo willen strijders op de markt een vrouw arresteren omdat ze geen handschoenen draagt. Ontblote vrouwenhuid zorgt bij mannen immers voor spontane ejaculaties. Handschoenen dragen bij de visverkoop, vraagt de vrouw, hoe stel je je dat voor? Hoe kan ik de vis dan fileren? Hebben ze geen antwoord op. Toch moet ze mee want hun opgewonden AK-47 heeft altijd gelijk.
Andere regels die de mens meer godsvruchtig moeten maken, naast het gebruikelijke paternalisme: men mag niet voor niks de straat op. Of daar rondhangen. Of roken. Of voor het huis in de zon zitten. Of nutteloze dingen doen. Of voetballen. Een groep kinderen lost dat op door met een onzichtbare bal te spelen, wat een komische metafoor is voor religie, maar komedie is aan extremisten niet besteed. Zo wijst Sissako steeds op het fundamentele conflict tussen dogma en realiteit. Helaas kunnen extremisten voor dat conflict meestal maar één oplossing bedenken: geweld. Ook al laat de film vooral het absurde van de situatie zien, de verschrikkingen blijven niet helemaal buiten beeld.
De dreiging in Mali neemt de laatste tijd weer toe door de invoer van wapens uit Libië, maar door het extremisme is al jaren sprake van een volksverhuizing. De meeste bewoners van de streek zijn gevlucht, zegt ook een van de achterblijvers in Timbuktu. Net als de gazelle die in de openingsscène door mannen met mitrailleurs wordt achtervolgd en aan het eind nog steeds door de woestijn rent terwijl de kogels in het rond vliegen. De vraag is hoe lang ze dat nog volhoudt. Sissako kent het antwoord ook niet.
Ronald Rovers in deFilmKrant Maart 2015 #374
Zie ook FilmMagie nr. 650