UK, Duitsland- 2014 | 99 minuten - FilmMagie nr. 643 | |
Regie: | Wes Anderson | |
Scenario: | Wes Anderson naar het werk van Stefan Zweig | |
Montage: | Barney Pilling | |
Met: | Ralph Fiennes, F. Murray Abraham, Mathieu Amalric, Adrien Brody, Willem Dafoe, Jeff Goldblum, Harvey Keitel, Jude Law, Bill Murray, Edward Norton, Saoirse Ronan, Jason Schwartzman, Lea Seydoux, Tilda Swinton, Tom Wilkinson, Owen Wilson, e.a. | |
Fotografie: | Robert D. Yeoman | |
Productie: | Wes Anderson, Scott Rudin, Steven Rales, Jeremy Dawson | |
Muziek: | Alexandre Desplat | |
Prijzen: | Zilveren Beer Berlijn | |
Links: | www.grandbudapesthotel.com |
Pure fun die de kijker onderdompelt in een eigen universum vol vervlogen grandeur. Zo kun je de nieuwste film van de Texaanse scenarist-regisseur Wes Anderson (44) bekijken. Net als het hotel uit The Grand Budapest Hotel zelf.
Het hotel uit de titel heeft ooit betere tijden gekend. De sfeer van vervlogen
grandeur. Op een avond wordt een schrijver (Jude Law) door de oude eigenaar Mr.
Moustafa (F. Murray Abraham) uitgenodigd voor het diner. Herinneringen borrelen
op als flashbacks. Over de bloeiperiode van het ooit zo luxueuze etablissement
tijdens het interbellum, gesitueerd in het (fictieve) land Zubrowka, ergens in
Midden-Europa. Maar vooral over de legendarische conciërge Gustave (Ralph
Fiennes), die persoonlijk zorgde dat de elegante klandizie niets tekort kwam.
Zeker niet de oudere en dus vaak eenzame dames.
Laat het duidelijk zijn, een filmverhaal van Wes Anderson laat zich niet zomaar
navertellen, zie ook Moonrise Kingdom. Het gaat vaak allerlei richtingen uit met
ingrediënten uit de meest uiteenlopende genres. Zo kan The Grand Budapest Hotel,
eerder dit jaar nog goed voorde Zilveren Beer in Berlijn, bekeken worden als een
kleur- en fantasierijk sprookje, maar ook als een avontuurlijke misdaadthriller
rond een waardevol schilderij, een historische politieke parabel over het
oprukkende fascisme, een kroniek van initiatie door een flamboyante mentor, een
melancholische romance of een nostalgische reconstructie van een vervlogen
(hotel)paradijs. Het is ten slotte, op een meer persoonlijk niveau, ook nog de
hommage van een Amerikaans filmmaker aan een Europees literair icoon als Stefan
Zweig.
Met al die uiteenlopende elementen creëert Wes Anderson een heel eigen, pittoresk universum, waarin hij zich, als een kind in een speelgoedwinkel, duidelijk amuseert en waar het voor de vaak verbaasde kijker ook goed vertoeven is.
Behalve een geheel eigenzinnig verteller, is en blijft hij een echte filmmaker. Een cineast pur sang, die op een speelse manier allerlei camera- en andere technieken gebruikt. Maar de belangrijkste troefkaarten blijven hoe dan ook de ongebreidelde en verfijnde verbeelding, het meeslepende ritme, de excentrieke personages, de wonderlijke locaties en de humor, van gesofisticeerde dialogen tot hilarische slapstick.
Wes Anderson vond voor zijn verhaal inspiratie bij de Oostenrijkse schrijver
Stefan Zweig, een joods schrijver van wie de boeken die immens populair waren in
het Duits taalgebied totdat ze in de ban werden geslagen door het naziregime. In
1942 pleegde Zweig uiteindelijk zelfmoord. “Mijn allereerste impuls was dat ik
een film over en in Europa wilde maken, zonder precies te weten wat het zou
worden. En behalve Europa, was het eerste idee alleen maar een personage. Dat
was Monsieur Gustave, gebaseerd op een goede vriend van mij, een Engelse
vijftiger. Maar dat personage stond in het begin helemaal los van de periode en
de regio, waarin de film zich nu situeert. In eerste instantie was Monsieur
Gustave niet eens een conciërge. Die vriend is wel een expert in hotels. Hij
reist heel veel en hij kent dus veel conciërges persoonlijk. En zij kennen hem.
Hij komt altijd te weten wie er zoal in het hotel verblijft. En hij krijgt ook
alle roddels te horen.”
Soms lijkt het ook wel alsof de geest van Agatha Christie door de hotelgangen
zweeft.
Wes Anderson: “Als tiener was ik een grote fan van haar. Maar hier was zij niet
echt een inspiratie. Ik ben niet zo geïnteresseerd in genrefilms. Meestal steel
ik van allerlei dingen tegelijk. Ik gebruik gewoon alles wat ik wil gebruiken.
Ik begin een verhaal te vertellen en dan vraag ik mij af wat ik kan gebruiken
voor het verdere verloop.”
En toch is dit een ‘genrefilm’, in die zin dat we geen generiek nodig hebben om
snel te zien en te voelen dat dit wel degelijk een ‘Wes Anderson-film’ is.
”Dan is het wel een erg particulier genre. (lacht) Het genre waarin één persoon
zijn ding doet. Het kan best dat ik een heleboel persoonlijke inspiraties
gebruik, maar ik leg nooit bewust een verband met mezelf. Het enige waar ik aan
denk, is hoe ik het verhaal beter en interessanter kan maken. Soms besef ik dat
een bepaalde keuze gelijkenis vertoont met keuzes die ik eerder al gemaakt heb.
En dan beslis ik om het toch maar niet te doen. Maar soms doe ik het wel omdat
ik geen beter alternatief vind.”
U gebruikt diverse schermformaten doorheen de film. Heeft dat uw beeldregie
beïnvloed?
”Neen, dat ging eigenlijk heel natuurlijk. Ik denk niet dat je als regisseur de
zaken echt anders aanpakt als de ‘aspect ratio’ verschilt. Ik hou van dat
beeldformaat van oudere films. Het is ook het formaat van veel schilderijen.
Maar het zou mij niet verbazen dat veel kijkers het niet eens opmerken. Als we
televisie kijken of filmpjes op YouTube zien, vinden we die verschillende
formaten heel gewoon en merken we bij voorbeeld die zwarte balken niet eens meer
op. Het is een erg natuurlijke kijkervaring geworden, maar dat is ooit anders
geweest. Als iemand het bij The Grand Budapest Hotel wél opmerkt, dan vind ik
dat wel leuk natuurlijk.”
De cast van deze film oogt bijzonder indrukwekkend, ook in de kleinere rollen.
”Met veel van de acteurs heb ik eerder al samengewerkt en we zijn vrienden
geworden. Sommigen van hen zijn mijn favoriete acteurs, dus probeer ik hen te
overtuigen om terug te keren. Ik werk gewoon graag met vrienden, niet alleen
voor maar ook achter de camera. Een film maken is op zichzelf al moeilijk
genoeg. Dus als je goede, getalenteerde mensen gevonden hebt, dan laat je die
niet zomaar gaan.”
In veel artikels over deze film wordt de term nostalgie gebruikt. Soms positief,
soms pejoratief.
”In zijn memoires beschrijft Stefan Zweig een bepaalde vorm van nostalgie. Maar
het is eigenlijk meer. Het is rouwen. Met de nadruk op zaken die niet
gerealiseerd waren, die onafgewerkt gebleven zijn. Dat was een aspect dat ik
zeker in deze film wilde stoppen.
”Wat mezelf betreft: bij de voorbereiding van deze film hebben we letterlijk
duizenden oude foto’s van steden en landschappen bekeken. Uit het begin van
vorige eeuw. Fascinerende foto’s. En dan zijn we sommige van die specifieke
plaatsen zelf gaan bekijken. Dat was vaak een triestig proces. Met een licht
gevoel van tragedie.”
JAN TEMMERMAN in De Morgen 14/03/2014