FilmMagie-logo-white

The man who wasn’t there

(2001,
USA)
(2001,
USA)
8 mei 2002

Regisseur

Joel Coen

Producer

Tim Bevan, John Cameron (II), Ethan Coen

Scenario

Joel Coen & Ethan Coen

Acteurs

Billy Bob Thornton – Ed Crane Frances McDormand – Doris Crane Michael Badalucco – Frank Raffo James Gandolfini – David Allen ‘Big Dave’ Brewster

Cinematografie

Roger Deakins

Montage

Ethan Coen

Muziek

Carter Burwell

Prijzen

Filmduur

116 min

Kort

Een stoïcijnse, kettingrokende hulpkapper chanteert de baas en minnaar van zijn vrouw om geld te investeren in een droogkuisketen, maar het loopt niet helemaal volgens plan.

Verhaal

Ed (Billy Bob Thornton) leidt een quasi onzichtbaar leven. Als hulpkapper in de zaak van zijn schoonbroer kapt hij stilzwijgend het haar van zijn klanten. Hij is zo identiteitsloos dat hij nauwelijks herkend wordt als hij zonder witte kappersjas in de stad rondwandelt. Ook thuis speelt hij behangpapier. Zijn vrouw Doris (Frances McDormand) bedriegt hem met haar baas, maar daar maakt Ed zich niet bepaald druk over. Wanneer hij echter de kans krijgt om te investeren in de uitvinding van de toekomst (de droogkuis) chanteert hij de baas van zijn vrouw, en brengt zo een dodelijke bal aan het rollen.

Regisseurs

Als elke film die je uitbrengt een evenement is waar filmliefhebbers op zitten te wachten, kan je zeggen dat je het gemaakt hebt. Keer op keer leveren de gebroeders Coen, niet gehinderd door de Hollywood-neurose om blockbustermateriaal af te leveren pareltjes af. The man who wasn’t there past perfect in die categorie, al zal de beperkte inhoud en het trage ritme misschien wat kijkers afschrikken.

De geboeders Coen (Joel achter de camera en Ethan in de productiestoel) werkten zich bij het grote publiek in de kijker met het sublieme Fargo, nadat ze zich al met Blood simple, Raising arizona, Miller’s crossing en Barton fink een uiterst gewaardeerde status hadden veroverd bij cinefielen en filmcritici. Even probeerden ze te flirten met Hollywood (en de grote budgetten) met het onderschatte The hudsucker proxy, om terug te keren naar de kleinere film met het bejubelde The big lebowski. Het al even bizarre O brother, where art thou? maakte duidelijk dat ze liever hun eigen ding deden dan naar de pijpen van de Hollywoodbonzen te dansen. Met The man who wasn’t there versterken ze die indruk, want weinig filmregisseurs zouden tegenwoordig hun thriller aan zo’n laag tempo, en in prachtige zwart-wit kleuren aan de man kunnen brengen.

Stijl

De gebroeders Coen hebben met The man who wasn’t there een boeiende stijloefening afgeleverd. De acteerprestaties zijn subliem, de contrastrijke zwartwitfotografie is oogverblindend en de mise en scène perfect. Voor een thriller gaat de film tergend langzaam, maar dat past perfect in de-jaren-vijftig sfeer die de filmmakers prachtig opwekken.

The man who wasn’t there is in de eerste plaats een eerbetoon aan de film noir: Billy Wilders Double idemnity en Tay Garnetts The postman always rings twice voorop. Beide klassiekers waren gebaseerd op een boek van misdaadauteur James M. Cain en dat bracht de broertjes Coen op het idee zelf een verhaal te schrijven gebaseerd op zijn oeuvre. De twee scenaristen leverden knap werk: op een hoogst merkwaardige plotwending over buitenaards leven na, kon de plot van de film wel degelijk van de hand van de auteur afkomstig geweest zijn. Ze brengen gewone mensen in contact met hun donkere kantjes. In The man who wasn’t there rekenen de twee filmmakers zoals gewoonlijk op een meedogenloze manier met alle personages af. De droge en tegelijkertijd grimmige humor werkt aanstekelijk. The man who wasn’t there steekt ver boven de gemiddelde pastiche uit. De misdaadkomedie The big lebowski en de Homerosadaptatie O brother, where art thou? waren opmerkelijke films, maar met kleinoden als Blood simple, Raising arizona, Miller’s crossing en Barton fink hadden de broers al vroeg in hun carrière de lat bijzonder hoog gelegd. Tot op zekere hoogte doet The man who wasn’t there – wat dat betreft – denken aan hun niet altijd even geslaagde The hudsucker proxy: cinematografisch is het een onwaarschijnlijke krachttoer.

Ook de plot zit bijzonder goed in elkaar, maar hier en daar ruimen de scherpe kantjes en eigenaardigheden van hun vroegere films plaats voor genreconventies. Beide filmmakers hebben altijd al gretig in de filmgeschiedenis zitten grasduinen en bijgevolg zijn ook verwijzingen naar Alfred Hitchcock – een van de vroege meesters in het genre – nooit ver weg. Zo vindt de plot in hetzelfde stadje als Hitchcocks Shadow of a doubt plaats en brengt de voortreffelijke mise-en-scène bij momenten dezelfde beklemmende sfeer teweeg. De weergaloze zwartwitfotografie van Roger Deakins roept de herinneringen aan de jaren veertig en vijftig ten slotte nog meer op.

Nico Krols – medewerker kfl antwerpen