FilmMagie-logo-white

Russian Ark

(2002,
Rusland)
(2002,
Rusland)
02 maart 2004

Regisseur

Alexander Sokurov

Producer

Andrei Deriabin, Jens Meurer, Karsten Stoter

Scenario

Anatoly Nikiforov, Alexander Sokurov, Boris Khaimsky, Svetlana Proskurina

Acteurs

Sergej Dreiden, Maria Kuznetsova, Maxim Sergeyev, David Giorgobiani

Cinematografie

Tilman Buttner

Montage

Muziek

Sergei Yevtushenko

Prijzen

Filmduur

95 min

FEESTELIJKE TREURZANG

De Hermitage, een gebouw in Sint-Petersburg, is een barok museum door tsarin Catharina II opgetrokken in 1746 om haar prestigieuze kunstcollectie te herbergen. Het omvat nu ook het voormalige Winterpaleis, zenuwcentrum van het tsarenrijk en uiting van de wil tot europeanisering. Een plek die door al haar poriën geschiedenis uitwasemt.

Aan dat gebouw brengt Aleksandr Sokurov in RUSSIAN ARK een wervelende en betoverende hulde. Dat het resultaat zulk een overweldigende en unieke filmervaring is, heeft alles te maken met drie radicale vormkeuzen.

Eerste keuze: de dwaaltocht door het gebouw wordt een reis door de tijd. Sokurov troont ons mee door gangen en zalen en zoals Alice in Wonderland tuimelen we van het ene tafereel in het andere, van grootschalig tot intiem, in door elkaar gehaspelde historische perioden. We zijn getuige van de woede van Peter de Grote en de theaterambities van Catharina de Grote, we sluipen binnen bij grootschalige ceremonieën en hofbals, we bespieden Nicolaas II bij het avondmaal, we lopen museumbezoekers en de twistende geesten van voormalige curatoren voor de voeten.

Tweede keuze: we worden overgeleverd aan twee behoorlijk stuurloze gidsen. De eerste is een kennelijk twintigste-eeuwse figuur die nogal willoos ronddoolt; zijn blik valt samen met wat de camera ziet, zijn stem horen we in voice-over, en voorts is hij onzichtbaar voor ons en de andere personages. Hij draaft achter de enige aan die hem blijkbaar kan zien, een in het zwart geklede negentiende-eeuwse kunstenaar-diplomaat-filosoof: een Europees intellectueel in Rusland in de lijn van Diderot (hoofdpersonage in Malcolm Bradbury’s intrigerend verwante roman ‘To The Hermitage’). De commentaren van deze bijzonder actieve waarnemer zijn eigengereid en bijzonder grillig: beurtelings mijmerend, belerend, bewonderend, kankerend, humeurig, verrukt, spottend, snobistisch, charmant, pedant. Tussendoor poogt de ‘vreemdeling’ ook te infiltreren, als halve ingewijde en halve buitenstaander. Maar hij wordt geregeld als indringer aan de deur gezet door lakeien of suppoosten. Als gids is het duo van weinig nut; ze lummelen maar wat rond, reageren impulsief, stellen evenveel vragen als wijzelf: ‘Wie is dat nu weer? Wat doet die daar?’. In plaats van gezaghebbend te duiden wat wij zien, vergroten ze als verwarde en ironische toeschouwers onze afstand tot wat er gebeurt. Ze zijn allerminst de stem van Sokurov, ook al zullen ze wel eens zijn meningen ventileren.

Derde keuze: Sokurov filmde in één ononderbroken Steadycam-opname, met vaak adembenemend effect. Toen Hitchcock dat wilde doen in Rope, moest hij met kunst- en vliegwerk de onvermijdelijke cuts verdoezelen na elke spoel van 10 minuten. Sokurov filmde digitaal en zijn speciaal ontwikkelde harde schijf had voldoende geheugencapaciteit voor anderhalf uur. Let wel: het betreft geen digitale trucages, geen camera die in sleutelgaten duikt zoals in Panic Room, noch versnelde bewegingen door 3D-decors (al vermeldt de generiek wel digitale beeldbewerking achteraf). Sokurovs camera is een robuust volume dat door een reële ruimte beweegt, zij het niet altijd overeenstemmend met de bewegingen van een realistisch personage; zo zweven we vanuit de coulissen van het theater over de scène en de hoofden van het orkest heen naar de keizerlijke loge. Het geheel is een huzarenstuk van steadycam en kranen, een choreografie van honderden acteurs en figuranten, een opeenvolging van wisselende belichting en geluidsdecors, en een logistieke uitdaging, werkelijk in één ruk gefilmd. Het aanhoudende point-of-view-effect slorpt ons optisch en sensueel op, wat niet gelijkstaat met inleving. Daarvoor blijven we ons te zeer bewust van het kunstmatige en het virtuoze.

RUSSIAN ARK is Sokurovs meest verleidelijke en toegankelijke film tot nog toe. Dat kan verbazen want hij houdt ons sterk op afstand door die weerbarstige vertellers, die kunstmatige vormingrepen, het ontbreken van een rode draad en van dramatische personages. En toch is het totaaleffect geen beklemmende chaos, maar wel onversneden en levenslustig genot, een gevoel van bevrijding. Van meet af aan laten we ons gewillig meedobberen op de mensenzee die naar het laatste hofbal trekt, en overweldigen door de oogverblindende interieurs en kostuums. Sokurov laat de vrijheid om er het onze van te denken en vooral om te genieten. In de feestzalen, het theater, de salons, de gangen en de binnentuinen interesseert hem het zintuiglijke: de lichtinval, hoe het marmer aanvoelt, het schuifelen van de voeten over de parketvloer van de balzaal. En de meest plechtstatige taferelen worden dynamisch en levend; bij de ceremoniële ontvangst van de Perzische gezant duikt de camera ongeduldig het adellijke publiek in om details van kledij en koppen te bekijken, blikwisselingen en gesuggereerde intriges te onderscheppen, tot de vreemdeling zich laat buitenzetten met een laconiek: ‘die saaie boel duurt hier toch nog uren’.

De film besluit met een schimmig dobberend dodenschip, dat alludeert op de titel. Is die ark de Hermitage, het museum als vrijplaats voor cultuur in een turbulente geschiedenis? Of is de ark de film zelf, die als een schim een verloren gegane wereld redt uit de historische zondvloed?

Ondanks de ironie is de film doordrongen van een nostalgische ondertoon. De sublieme, beroezende en ontroerende balsequentie kondigt het einde aan: honderden balgasten die in onschuldige verrukking naar buiten stromen, niet wetend dat zij een zinkend schip verlaten. Sokurov beperkt zijn blikveld trouwens tot de groten der aarde, de weliswaar illusoire verfijning van de aristocratie. We zien dan wel Catharina II wanhopig naar een toilet op zoek, maar nooit zien we de onderbuik van het paleis, de keukens of de stallen. De debatten blijven binnen veilige 18de en 19de-eeuwse krijtlijnen, zoals monarchie versus republiek of religieuze kunst, waar we vandaag weinig mee aankunnen. Sokurov stelt ‘de ijdele glorie van de macht’ vast, maar voorbij deze gemeenplaats valt hij toch voor de weelde en de betovering van een vervlogen ancien regime. Zelfs het gezin van Nicolaas II dat in volstrekt burgerlijke vormelijkheid het avondmaal gebruikt, hooghartig onverschillig voor de kanonnen van de revolutie buiten, baadt in een subliem lichtschijnsel als een icoonachtig visioen.

De feestelijke roes is ook onmiskenbaar een ‘sentimental journey’, een nostalgische treurzang.

Een pluim voor het Koninklijk Filmarchief dat deze film in België distribueert. Hier volgt een tip voor een dubbelprogramma: vertoon RUSSIAN ARK samen met Eisensteins Oktober van 1928, een duistere lofzang op de Oktoberrevolutie die de vorm aanneemt van een stelselmatige ontluistering en ontheiliging van hetzelfde gebouw, symbool voor de verdrukking ten tijde van het tsarenregime.

Dirk Dufour, in Film en Televisie

Zie ook F&Tv 531