USA, UK 2017 | 130 minuten - FilmMagie nr. 682 | |
Regie: | Paul Thomas Anderson | |
Met: | Vicky Krieps, Daniel Day-Lewis, Lesley Manville, Camilla Rutherford, e.a. | |
Scenario: | Paul Thomas Anderson | |
Fotografie: | Paul Thomas Anderson | |
Montage: | Dylan Tichenor | |
Muziek: | Jonny Greenwood | |
Prijzen: |
Oscar 2018 : beste kostuumdesign, beste mannelijke hoofdrol, beste
vrouwelijke bijrol, beste originele score BAFTA 2018: diverse nominaties |
|
Links: | www.focusfeatures.com/phantom-thread |
De laatste rol van Daniel Day Lewis
Londen in de jaren 50, de magistrale modeontwerper Reynolds Woodcock levert
unieke jurken aan de fine fleur van de internationale beau monde. Het naar hem
genoemde modehuis met atelier in zijn statige herenwoning draait om hem en om
hem alleen. Al werkt een team naaisters zich uit de naad om zijn ontwerpen
piekfijn af te werken; de filmtitel verwijst trouwens naar het fenomeen waarbij
labeurende arbeidsters ook zonder naald en draad blijven ‘fantoomnaaien’.
Bovendien bestiert zijn zus en zakenpartner Cyril de organisatie van het
modehuis, en is ze ook een buffer tussen Woodcock en de buitenwereld, vooral dan
wanneer er een minnares afgewimpeld moet worden. Net verlost van een bedgenote
die hem niet langer kan boeien raakt verstokte vrijgezel Woodcock op het Britse
platteland geďntrigeerd door de dienster Alma, niet toevallig tijdens een
minutieus besteld ontbijt. Hij verleidt en zij stuntelt zich een weg naar zijn
atelier, waar ze van mannequin muze wordt, en misschien wel meesteres.
PHANTOM THREAD gaat over de persoonlijke relaties van een obsessieve kunstenaar,
waarbij er finaal geen strijd heerst om wie de bovenhand haalt, maar om het
bestaansrecht van hun onderlinge verwevenheid.
Maniakaal zelfbewust
Daniel Day-Lewis’ modeontwerper is scherp van de tongriem gesneden en ontzettend
cru tegenover vrouwen, Alma in het bijzonder.
Dat betekent niet dat Woodcock minder manipulatief is. “Ik zie graag tegen wie
ik praat”, zegt hij tegen Alma terwijl hij haar rode lippenstift van haar lippen
veegt nog voor ze elkaar goed en wel hebben leren kennen. Maar het is wel Alma
die van Anderson een terugkerende vertellersrol krijgt, wanneer ze in een
fauteuil haar verhaal doet aan de dokter die noodgedwongen naar het huis is
geroepen.
Over de film lijkt een voile te liggen die de weinige primaire kleuren opslokt.
Die somberheid, weliswaar met de niet minder fascinerende witpartijen van de
jurken in de verschillende fases van hun ontwikkeling, strookt met de gedachten
aan de dood die voortdurend door het hoofd van Woodcock spoken. Zijn obsessie
met schoonheid lijkt geboren uit een hechte band met zijn overleden moeder, wat
onder meer tot uiting komt in zijn herinnering aan de “monsterlijk lelijke”
gouvernante die weigerde de trouwjurk van zijn moeder te naaien omdat haar
bijgeloof haar voorhield dat dit de eigen kansen op een geslaagd huwelijk zou
hypothekeren.
Woodcock – gebaseerd op bestaande mode-iconen als Beau Brummell en Cristóbal
Balenciaga, met een toefje Karl Lagerfeld en Alexander McQueen – is op het
maniakale af zelfbewust, helemaal op zichzelf gericht, de blik naar beneden en
met afgemeten gestes en passen. Zijn strenge zelfregulering legt hij ook op aan
zijn omgeving. Hij claimt het zelf verworven alleenrecht op schoonheid in alle
vormen, in de eerste plaats mode, maar ook op culinair vlak met zijn
uitgesproken voorkeuren die overkomen als dogma’s. Als er al iemand tegen hem
ingaat, betekent dat niet enkel een aanslag op zijn artistieke genie, maar een
verloochening van de absolute Schoonheid zelve. Toch is hij niet zomaar een
onneembare vesting van goede smaak. Hij draagt gevoelens en geheimen met zich
mee, weggestopt waar nauwelijks iemand ze kan vinden, als de boodschappen of
gelukwensen die hij in de voering van jurken en jassen innaait (“In de voering
kun je bijna alles verbergen”). De vraag is dan of hij – het bijgeloof van zijn
vroegere gouvernante in gedachte – zijn eigen geluk niet op het spel zet door
zoveel (huwelijks)jurken te maken en wensen als “never cursed” mee te geven,
zonder dat de toekomstige eigenaars het beseffen.
Levensdraad
In het ongrijpbare PHANTOM THREAD is het Alma die Woodcock ontregelt. Zelfs de
geluiden die ze maakt in zijn woonhuis/atelier storen hem. Op de klankband wordt
zachte jazz verdrongen door atonale klanktoetsen – het werk van
Radioheadgitarist en filmcomponist par excellence Jonny Greenwood – en het
schrapen van een mes op een toast of van een verschoven stoel. Alma lijkt zich
onbewust van wat Woodcock ervaart als een inbreuk in zijn radicaal op artistieke
creatie gerichte leven. Zij wil zich nestelen in zijn bestaan (“In zijn wereld
voel ik me perfect, misschien zoals alle vrouwen dat doen in zijn kledij”, zegt
ze), maar een eenzijdige rol als passieve muze die zich zonder morren plooit
naar de artistieke schepper is niet voor haar weggelegd.
Woodcock heeft enkel vrouwen om zich heen: zijn zus, zijn echtgenote, de
naaisters en zijn overleden maar immer aanwezige moeder, “aan wie hij sterke
herinneringen overhoudt en die de hand naar ons uitsteekt”, zoals hij zegt tegen
zijn zus. “Het is geruststellend te weten dat de doden waken over de levenden.”
Uit PHANTOM THREAD spreekt een radicale toewijding, aan mode en aan een levenspartner. Er is een belangrijke rol weggelegd voor de woning/werkruimte als plek waar de grenzen tussen artistieke creatie en het gezinsleven vervagen. Alma en Woodcock zweven tussen leven en dood, tussen aanhankelijkheid en onafhankelijkheid, waarbij ze elkaar niet lijken te kunnen lossen, verbonden door een onzichtbare draad.
Bjorn Gabriels - FilmMagie 682