FilmMagie-logo-white

Osama

(2003,
Afghanistan – Japan – Ierland)
(2003,
Afghanistan – Japan – Ierland)
12 oktober 2004

Regisseur

Siddiq Barmac

Producer

Siddiq Barmak, Julie LeBrocquy, Julia Fraser

Scenario

Siddiq Barmac

Acteurs

Marina Golbahari(Osama), Arif Herati (Espandi), Zubaida Sahar (moeder), Khwaja Nader, Mohammad Aref

Cinematografie

Ebrahim Ghafuri

Montage

Siddiq Barmac

Muziek

Mohammad Reza Darwishi

Prijzen

Golden Globe 2004 voor Beste Buitenlandse Film

Filmduur

82 min

Omdat zowel ijzeren tralies als stoffen burka’s vrijheidsberovende repressiemiddelen zijn, kon de eerste volledig Afghaanse filmproductie na het Talibaanse schrikbewind niet passender openplooien dan met Nelson Mandela’s humane zinsnede:
Vergeten kan ik niet, vergeven wel“. De scherven waarvoor die dictatuur 1996-2002 verantwoordelijk is, zijn te diep in het collectieve geheugen gekrast om de poorten van de fundamentalistische era al dicht te zwiepen.

Nadat de Iraanse filmmaakster Samira Makhmalbaf in A CINQ HEURES DE L’APRÈS-MIDI treffend metaforisch evoceerde hoe het Taliban-inferno ook na de val in de geesten van de bevolking bleef naspoken, laat de even geëngageerde Afghaanse cineast Siddiq Barmak in OSAMA een licht schijnen op zijn versplinterde vaderland. Een wereld in de ban van de Taliban waarin het vrouwenbestaan ronduit onleefbaar was. De ironische titel camoufleert een krachtige anti-orthodoxe parabel waarin de filmer zijn aversie niet wegstopt. Een indringend en pakkend portret dat de geest van de maatschappij tracht te vatten, beleefd via de oogjes van een meisje dat zich kranig houdt in een land van monddicht en vleugellam geslagen vrouwen.

De beginsequentie van OSAMA, in een jachtige documentaire stijl, vormt meteen een stilistische breuk met de voorts esthetisch benevelende want erg fotogenieke kroniek. Een drammerig jongetje tracht een (westerse) cameraman dollars af te troggelen; pas veel later wordt de dramatische betekenis van dit subjectieve-camera-beeld ontsluierd. Deze scène wordt algauw afgesnoerd door pure poëzie; een azuurblauwe stoet van burka’s komt als een woelig zwalpende zee de verlaten stofwegen van Kabul binnengedraafd. Schoonheid die brutaal wordt verkracht door “tulbandreactionairen” die de protestmars met harde hand uiteen meppen. De film exploreert vervolgens, meer dan gewelddadige repressie, de terreur die bij elke Afghaanse vrouw, dag in dag uit, binnensijpelt.

Want wanneer alleen mannen een (schamel) loon mógen vergaren en vrouwen in het straatbeeld nauwelijks worden getolereerd, wat moet er dan geworden van een familie zonder man? De filmer bedt het religieuze extremisme in in een tragische vertelling van een 12-jarig meisje, dat binnen haar gezin – de moeder is weduwe – de honger-dood nauwelijks kan ontglippen. “Had God de vrouw maar nooit geschapen”, verzucht moeder. Wat oma (“Er is geen verschil tussen man en vrouw; ze zijn beiden ongelukkig”) inspireert om het meisje als jongen te tooien en Osama te noemen.
Een kwetsbaar kind van haar jeugd beroofd, door het regime tot een absurde verkleedpartij gedwongen. Overigens een (mis)daad waar de doodstraf op rust. Wanneer de angstige Osama naar de koranschool moet, is ontmaskering (“De jongen lijkt wel een nimf; hij ziet eruit als een hemels meisje”) nabij. Ook omdat ze slechts één maatje heeft die ze kan vertrouwen; de pientere dollar-bedelaar Espandi, die haar i.p.v. het gezworen verraad, integendeel vriendschap en hulp schenkt.

De cineast legt de beeldmozaïek kundig samen, met tal van memorabele, poëtische momenten. Zo plant Osama als laatste aandenken aan haar meisjesbestaan een haarvlechtje in een bloempot. In de stille hoop dat het ooit zal groeien? Of begluurt ze, bijna voyeuristisch, een mullah die in een badhuis het rituele baden – zoals het een fundamentalistische opvoeding betaamt – bekwaam uit de doeken doet (“Alleen God weet hoe we de genitaliën moeten wassen”). Maar poëzie kan bitter smaken. Zoals wanneer de meid-met-de-droeve-ogen klungelig de boom inklautert om haar klasgenoten van haar mannelijkheid te overtuigen. En eens in de top… in snikken uitbarst. Of wanneer ze, eenmaal de haar ontstolen identiteit terug aangenomen, opnieuw kind mag worden. En koordje danst. Alleen. Achter tralies.

Barmaks naturelle personages en de intense dramatiek staan veeleer ten dienste van de prangende socio-politieke context. In een minimalistische en directe vertelstijl reflecteert hij over de totalitaire mentaliteit. Soms rauw, angstaanjagend, soms lyrisch, warm, soms fris en luchtig – Barmak laat af en toe een welkom briesje humor door de film waaien – maar altijd aangrijpend. Mooi toch hoe vrouwen, hoewel de kop ingedrukt en in een stoffen kooi geperst, zich sterk houden. Bewust van hun lot, maar er niet blind aan onderworpen. Met amper hoop op een betere toekomst, maar fier om vrouw te zijn. En waar het kan, zijn ze flink contrarie. Toch ontmantelt Barmak het sadistische, wrede en door en door hypocriete regime voorgoed in het genadeloos harde en (adem)schokkende slot. Maar laat bevrijding voorlopig op zich wachten, het gevecht an sich is al de moeite waard.

Geboren in Afghanistan (1962) leefde Siddiq Barmak zes jaar ondergedoken in Pakistan. Na de val van de dictatuur keerde hij naar Kabul terug en werd hoofd van de Afghan Children’s Education Movement en van de Afghan Film Organisation. In OSAMA wou Barmak op de eerste plaats zijn wrok t.o.v. de Taliban ventileren:
Meer nog dan over tradities wil ik vertellen over de import van de Taliban-ideologie. Weinig mensen beseffen dat zij absurde ideeën binnensmokkelden die voordien niet bestonden en zelfs vreemd voor ons waren. Wij, moslims, met eigen idealen en een eigen geloof, waren totaal verrast! De Taliban staan voor horror, wat niks van doen heeft met met de islam. In de koran staat geen letter over vrouwen slaan, ze in huizen opsluiten of hen het studeren te beletten. Integendeel. De Taliban herinterpreteerde en misbruikte onze religie. Dààrover wou ik het hebben.

OSAMA kan de vergelijking met het oeuvre van doorwinterde Iraanse meesters zoals Abbas Kiarostami, Jafar Panahi (The Circle) of Mohsen Makhmalbaf (Kandahar) best aan. Voor zijn debuutfilm OSAMA – bejubeld o.m. in Cannes – kreeg de cineast-scenarist alvast een stevige por in de rug én aanzienlijke (geld)steun van Makhmalbafs filmproductiehuis. Staat de Afghaanse film nog in de kinderschoenen, uit de as van het afgebrande land is alvast één belofte opgestaan. Met doeltreffende cinema als spiegel van en voor Afghanistan.

Julie Decabooter in film |tv | dvd

Zie ook F&TV nr. 541