Bruce Dern steelt de show als de chagrijnige Woody Grant, een oude man die de laatste rit van z’n leven lijkt te maken. Hij won er in Cannes de prijs voor Beste Acteur mee.
U kent die ranzige spampost wel waarin ze je een prijs beloven die je nooit krijgt. Waar je natuurlijk pas achter komt als je de kleine lettertjes leest. Wat alleen fetisjisten doen. Of in de woorden van Tom Waits: ‘The large print giveth and the small print taketh away.’
Dat gevoel getild te zijn is het sentiment waar Alexander Paynes Nebraska op drijft. Ook in het leven wordt van alles beloofd — geluk, liefde en geld voor wie maar hard genoeg werkt — en ook daar komen sommigen van ons bedrogen uit.
Het wordt nooit helemaal duidelijk of Bruce Derns personage weet dat die belofte een leugen is, maar in de openingsscène verschijnt hij als Woody Grant wandelend langs de snelweg, te voet op weg naar het bedrijf dat hem per post een miljoen dollar in het vooruitzicht stelde. Omdat het z’n vrouw en twee volwassen zoons niet lukt dat gedoem¬¬de plan uit z’n hoofd te praten, gaan ze met z’n vieren op reis. Door Nebraska inderdaad, langs de maïsvelden van de maïskolfstaat, langs familie ook, die heel vriendelijk blijkt als ze horen dat Woody miljonair is geworden, en langs z’n geboortedorp Hawthorne, waar eerst applaus klinkt en dan klappen vallen.
Nebraska is een verhaal over een oude man en een oud land. Het is geen grafschrift, ook al voelt het soms zo, want zo duister wil Payne het niet maken en daarvoor spreekt uit de laatste scène te veel hoop. Maar ze lijken wel te verdwijnen, Woody en Nebraska: die weerbarstige man en dat weerbarstige land die elkaar maar net lijken te verdragen. Woody’s weigering om iets over z’n leven te vertellen, ook als daar naar gevraagd wordt, dwingt je om zijn verleden zelf te construeren. Hoe de relatie met zijn vrouw al die jaren is geweest of waarom hij lang geleden uit Hawthorne vertrok om ergens anders een bestaan op te bouwen. Je vraagt je af of hij ooit genoten heeft.
De tocht lijkt Woody’s laatste rit te zijn. Maar er is een catch. Van Woody’s verweerde gezicht kun je nooit aflezen of hij nou z’n verstand aan het verliezen is of precies doorheeft hoe het allemaal in elkaar zit. Dat hij dus niet zozeer verhaal gaat halen bij dat postbusbedrijfje met die kleinzielige geldklopperij maar bij de Almachtige zelf. Gewoon om te laten zien dat hij altijd al wist dat er geen pot met goud aan het eind van de regenboog stond. En dat hij dus niet getild is.
Die dubbelzinnigheid maakt van Nebraska meer dan zomaar weer een roadmovie. Aan het eind van de rit, als hij met die blije kop eindelijk weer zelf achter het stuur zit en heeft gekregen wat hij al die tijd al wilde, is het verleidelijk om te denken dat hij het allemaal zo gepland heeft. Maar je weet het niet.
De man blijft een raadsel.
Ronald Rovers in deFilmkrant – Februari 2014 – nr. 362
Zie ook FilmMagie nr. 642