Tragikomedie over Nazi-vernietigingskamp: wrang of bevrijdend?
La vita è bella is een bitterzoete tragikomedie over een erudiete druktemaker, zijn geliefde en zijn zoontje, dat hij liefdevol en met veel zorg van de nazigruwel in WOII afschermt.
Het verhaal
Guido, een Italiaanse jood, is in 1939 met zijn vriend Ferruccio in het Toscaanse Arezzo komen wonen. De twee zijn op zoek naar rijkdom en romantiek en hebben geen oog voor het groeiend fascisme en antisemitisme in hun land. Guido wordt verliefd op de onderwijzeres Dora, met wie hij een sprookjesachtige romance beleeft. Ze krijgen een zoontje, Giosué.
Giosué is ongeveer vijf jaar oud als hij met zijn vader op een trein naar een concentratiekamp wordt gezet. Dora, die niet alleen wil achterblijven, laat zich vrijwillig deporteren. Tijdens hun eerste dag in de barakken overtuigt Guido zijn zoontje ervan dat in het kamp een spannende overlevingswedstrijd aan de gang is. De winnaar zal met een echte tank beloond worden. Op een slimme manier incorporeert Guido het gedrag van de Nazi’s in het zogezegde spel.
Scenario en regie
Het idee en scenario ontwikkelde Benigni samen met zijn vaste schrijfpartner Vincenzo Cerami. “De titel komt uit het dagboek van Trotski”, vertelt Benigni. “Het is de laatste zin die hij in zijn schuilbunker schreef voordat hij door Stalins geheime politie werd vermoord. Het klinkt als een cliché wanneer je hem hangend in je luie stoel leest. Maar als je oog in oog staat met de dood en toch de moed hebt om het leven is mooi te schrijven, heeft het een heel andere betekenis. Op die basis wilden we een tragikomedie maken over iemand die in een nachtmerrie terechtkomt en toch de moed opbrengt om tot aan de dood het leven te bezingen. Daarna waren Cerami en ik het er snel over eens dat het verhaal moest gaan over een vader die zijn zoontje afschermt voor het kwaad.”
De kracht van La vita è bella ligt in de absurditeit van wat de vader het kind laat geloven. De groteske benadering doet de onmenselijkheid van wat er in de kampen gebeurde – en meer in het algemeen het hele idee van de systematische vernietiging van een hele bevolkingsgroep – goed uitkomen. Zo bekeken lijkt La vita è bella een valabel en zinvol commentaar op de holocaust.
Sommige critici beweren dat Benigni te weinig van de werkelijkheid van het kamp laat zien. Maar dat is een bewuste keuze: de regisseur laat de toeschouwer in het ongewisse, net zoals de vader met het kind doet. Er wordt geen poging tot realisme ondernomen, omdat de werking van de film net berust op de ontkenning ervan. De film ontleent zijn dramatische spanning juist aan het gegeven dat de leugens van de vader wel werken voor het kind, terwijl de toeschouwer er zich pijnlijk van bewust is dat de werkelijkheid heel anders ligt. (Het happy end van de film roept bijvoorbeeld zeer sterk het feit op dat miljoenen niet van de kampen zijn teruggekeerd.) Zo kan La vita è bella een ontroerende film zijn, zonder van sentimentele effecten afhankelijk te zijn.
Ongetwijfeld zijn er toeschouwers voor wie de film niet gemaakt had hoeven te worden. De confrontatie tussen humor en de vreselijke oorlogsgeschiedenis, hoe briljant ook uitgevoerd, kan immers bijzonder schrijnend zijn. Geen enkel onderwerp uit de geschiedenis, hoe afschuwelijk het ook is, blijkt echter veilig voor het voortdurend verschuiven en veranderen van de beeldvorming ervan. De jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog is een van de belangrijkste hoofdstukken uit de Europese geschiedenis van deze eeuw, en het is dus te verwachten dat met het verstrijken van de tijd steeds andere en onverwachte percepties en artistieke verwerkingen het licht zullen zien. Benigni vindt het overigens niet vreemd dat La vita è bella, ruim vijftig jaar na dato, de eerste film is die humor en holocaust met elkaar verenigt: “Blijkbaar is de tijd er nu pas rijp voor. Het gaat om een zwaar beladen onderwerp.(…) Ik heb ook ontzettend veel brieven gekregen van in Italië woonachtige Duitsers die dankbetuigingen schreven in de trant van ‘De film werkt bevrijdend, ook voor ons.’ Wat me is opgevallen, onder meer tijdens een tour door Duitsland, is dat veel Duitsers die tijdens de oorlog kind of nog niet geboren waren, toch met schuldgevoelens rondlopen.”