FilmMagie-logo-white

La Vie de Jésus

(1997,
Frankrijk)
(1997,
Frankrijk)
30 maart 1999

Regisseur

Bruno Dumont

Producer

Jean Bréhat en Rachid Bouchareb

Scenario

Bruno Dumont

Acteurs

David Douche – Freddy – Marjorie Cottreel – Marie – Geneviève Cottreel – Yvette – Kader Chaatouf – Kader – Gégé – Sébastien Delbaere – Quinquin – Sébastien Bailleul – Robert – Steve Smagghe

Cinematografie

Philippe Van Leeuw

Montage

Muziek

Richard Cuvillier

Prijzen

Filmduur

96 min

Eens was Parijs het bonzende hart van de Franse film, maar sinds kort klopt het vooral in de Franse provincies. Behalve Marion en Western van Manuel Poirier b.v. of Y aura-t-il de la neige à Noël? van Sandrine Veysset was La vie de Jésus van Bruno Dumont vorig jaar een van die uitschieters, die het Franse hinterland als decor had en de mentaliteit daar als dramatische motor, als katalysator.

Was La vie rêvée des anges van Erick Zonca de revelatie van het voorbije Filmfestival van Cannes, dan was La vie de Jésus van Bruno Dumont dat nu twee jaar geleden. Toevallig twee films die in Noord-Frankrijk zijn gesitueerd. Achter de wat raadselachtige titel La vie de Jésus gaat een pakkend plattelandsdrama schuil, dat zich voltrekt in het kille, lege plaatsje Bailleul bij Dunkerque, een weinig opwindend dorpje in het grijze noorden van Frans-Vlaanderen, niet zo ver van de Belgische grens.

De als langspeelfilmer debuterende Dumont, een ex-leraar, zet in La vie de Jésus van in de eerste beelden al een kransje vrienden neer dat rond het sterfbed van een intieme vriend staat. De opstandigheid staat op hun gezicht te lezen, de machteloosheid is onmetelijk groot bij deze jonge kerels, van wie de meesten geen woorden hebben, geen houvast, geen werk en geen toekomst.

Het is trouwens de verveling die iedereen in het stadje in een wurggreep houdt, daarbij geholpen door het grijze weer.

In dat grauwe leefklimaat ziet de moeder van Freddy af en toe in haar cafeetje een klant langskomen. Meewarig schudt de lieve weduwe het hoofd wanneer haar tv weer eens teveel ellende op het kleine scherm laat zien. Ze kapittelt haar Freddy, die aan vallende ziekte lijdt en de hele dag lanterfant, afgewisseld met een vrijpartijtje met zijn liefje, cassière in het plaatselijke grootwarenhuis. Weliswaar heeft hij een bloem van een lief, Marie, maar hij heeft nooit geleerd zijn emoties te tonen. Slechts als vinkenier kan hij kan zich bewijzen.

Het landschap oogt troosteloos zodat de uitzichtloosheid in elk beeld, in elke scène hangt. Het lijden, la souffrance is af te lezen van het wat verwrongen gelaat van iemand zoals Freddy. Hij heeft epilepsie, ziet af en mag geen auto rijden. Samen met zijn vrienden tuft hij echter met zijn mobiletje vrij door de beemden. De enige vrijheid die hij heeft wil hij hoegenaamd niet kwijt. Bij zijn kameraden vindt Freddy niets, niemendal. Ze trekken met elkaar op, zitten maar wat bij elkaar in de dorpskern (of wat daarvoor moet doorgaan), stilletjes voor zich uit starend, hun eenzaamheid verbijtend. Ze hebben elkaar bijzonder weinig te zeggen.

Het leven dat Freddy – instinctmatig bijna – leidt is dat van… een dier.

Ook zijn seksualiteit beleeft hij op eenzelfde manier.: een behoefte waar zelfs een minimum aan tederheid, vertedering ontbreekt.

Wanneer Freddy en Marie – stilzwijgend, zonder veel woorden – een potje vrijen in de open natuur, in een wei met koeien om zich heen, illustreert dat de aard van hun (seksuele) relatie. Eens te meer regeert de leegte.

In een dergelijke precaire situatie is er niet veel nodig opdat de vonk aan de lont zou slaan. En dat gebeurt dan ook.

Dumont laat in La vie de Jésus zien hoe een samenleving, nauwelijks die naam waard, jongeren kan murw slaan nog vooraleer ze goed en wel kunnen ontluiken, nog vooraleer ze kunnen beginnen leven. Beetje bij beetje toont hij hoe machteloosheid evolueert tot revolte, hoe hun woede zich omzet in een absurde woeste daad.

Pas daarna kunnen deze jongeren eraan denken van nul af aan te herbeginnen.

Eerst moet Freddy dus wel zijn lijdensweg, zijn calvarietocht gaan, vooraleer hij tot het besef komt dat hij als mens moet herboren worden, en opnieuw kan (leren) leven.

Zijn de (jonge) mannen trieste figuranten dan zijn alle vrouwen in La vie de Jésus sterk en trots. Zij weten van wanten, nemen tenminste hun lot in eigen handen.

De jonge kerels worden geleefd, missen verantwoordelijkheidszin, ondergaan wat voorvalt. Pas na het drama beseffen ze dat er ook met hen iets mis is.

Freddy draagt veel zorg voor zijn vink. In de winter zingt de kleine vogel niet maar van zodra het lente wordt wel. Dat is eigenlijk ook wat Freddy wil: kunnen zingen, al zit hij in de kooi van zijn ziekte en in die van de onmacht. Zijn wenen is zijn eerste zingen.

Gevoelens uiten, eigen aan het mens-zijn, gevoelens van berouw, het besef van betrokkenheid, gedachten vol zelfreflexie, het zich bewust worden van waarden en verantwoordelijkheid… Dat alles gaat door zijn hoofd terwijl zonnestralen voorzichtig door de wolken priemen.

De beeldtaal van cineast Dumont is feilloos, spreekt boekdelen. Zijn analyse doet eerst pijn, is ronduit onthutsend. Zijn lyrische vertelstijl even sober als naakt. Het maakt zijn rake, lucide bespiegeling, zijn schrijnend maatschappijbeeld niet minder beklemmend.

La vie de Jésus is een beklijvende film over het goede en het kwade in de mens. 

                                                                                                                                                                                                                     Freddy Sartor, hoofdredacteur Cinemagie