FilmMagie-logo-white

Het meisje van de luciferfabriek

(1989,
Finland)
(1989,
Finland)
30 november 1993

Regisseur

Ari Kaurismäki

Producer

Scenario

Ari Kaurismäki

Acteurs

Katti Outinen (Iris), Elena Salo (moeder), Esko Nikkari (stiefvader)

Cinematografie

Montage

Muziek

Jouko Lumme

Prijzen

Filmduur

69 min

Regisseur

De zwijgzame, doch zeer produktieve Fin Kaurismäki – geboren in 1957 – wordt door velen beschouwd als één van de grote nieuwe talenten van de Europese Cinema.  Grote tragedies worden met minimale middelen en laconieke humor verteld.  Over Kaurismäki schrijft Hans Beerekamp in het NCR Handelsblad: “Kaurismäki loopt over van een mededogen en liefde voor zijn personages, hij identificeert zich met hun onmacht.  Bresson kan je bewonderen, met Kaurismäki sluit je vriendschap.  Zijn sombere dronk en dweperige pessimisme vergeef je hem, omdat hij zo’n klein hartje heeft.”

“… ik heb besloten een film te maken die Robert Bresson moet doen gelijken op een regisseur van epische actiefilms” zegt Aki Kaurismäki.

Tulitikkutehtaan tyttö (Het meisje van de luciferfabriek) is het sluitstuk van het drieluik over het proletarische Finland: “Herinneringen aan de Finse werkelijkheid”.  Het begon allemaal in 1986 met een raak vertelde, eigentijdse love-story in een armtierig decor, Varjoja paratüsissa (Shadows in paradise).  Het middenstuk brengt Ariel (1988), het verhaal van Taisto.

Ook in Het meisje van de luciferfabriek tekent Aki Kaurismäki zijn thuisland, Finland, als een kouwelijke, doodlopende steeg, vertelt hij zijn verhaal als een beklem­mende nachtmerrie.  Kaurismäki houdt geen politiek of sociaal rekwisitoor en maakt niet het proces van een vervreemdend systeem, als zal de kijker uiteraard wel tussen de regels lezen en zijn conclusies trekken.  Hij vertelt zijn “mechanische” noodlotsdrama’s  – het leven van caissière Ilona (in Shadows in paradise) en fabriekswerkster Iris (in Het meisje van de luciferfabriek) is even eentonig als het lopende bandwerk dat ze doen – en ogenschijnlijk zonder veel mededogen voor zijn personages: gortdroog, simpel van vorm, erg fragmentarisch, in een oerstrak keurslijf, met een statische camera en in sombere, grauwzieke kleuren.

Om zijn produktiviteit en zijn levensstijl krijgt Kaurismäki gemakshalve wel eens de eretitel van Finse Fassbinder mee.  Thematisch zijn er echter veeleer overkomsten met het werk van een Bresson, een Ozu en een Kieslowski.  Maar waar Bresson nog een katholiek geïnspireerd humanisme wil bekijken, heerst er bij Kaurismäki alleen maar cynisme en pessimisme, gedompeld in een wrang “avontuur”.  Niets heeft enige zin…  Een no Future-kreet in al zijn uitzichtloosheid.  Kaurismäki identificeert zich voelbaar voor de onmacht, de machteloosheid van zijn weinig benijdens­waardige personages.  Interesseert Bresson zich nauwelijks voor de psychologische ontwikkeling van (jonge) personages en blijft het gebruik van ironie veeleer sporadisch, Kaurismäki stopt in zijn figuren veel stil verdriet, ingehouden woede en wrede onverschil­ligheid.  In zijn films wordt nauwelijks een woord gesproken.  Dat zwijgen is een uiting van het niet kunnen communiceren, een verwijzing naar de intermenselijke stand van zaken in onze wereld.

Gegeven

Het meisje uit de titel heet Iris, “de orchidee van de kleine man” (dixit Brueghel de Oude).  Samen met haar tirannieke moeder en haar stiefvader woont het lieflijke maar wat onaantrekkelijke, bleke meisje in Fabriekssteeg 44.  Na de godganse dag etiketten op lucifersdoosjes te hebben gecontroleerd komt ze thuis en wordt van haar verwacht dat ze het eten kookt.  Het meisje – al een eind in de twintig – wordt als het ware versmacht door een kluwen van eenzaamheid en liefdeloosheid.  Ook ontbeert ze een bepaalde graad van zelfstandigheid, op het werk én thuis.  Het afgestompte leven in zijn alledaagse sleur: terwijl zij stilletjes strijkt vegeteren haar ouders voor de TV.  Hun sigaretten en alcohol zijn betaald met haar zuur verdiende centen.  Op een dag, misschien wel geïnspireerd door de TV-beelden van de Chinese studentenrevolte in Peking, besluit ze eindelijk haar leven anders te richten.  Wanneer ze zichzelf een stukje droom schenkt in de vorm van een rood gebloemd kleedje krijgt ze thuis een klets om de oren en wordt “hoer” naar haar kop geslingerd.  Ze weigert echter het jurkje terug naar de winkel te dragen.  ’s Avonds ontvlucht ze het ouderlijk “nest” op zoek naar een schamele gram vriendschap en liefde.  In een grauwe dancing bij een glas limonade wordt Iris opgepikt door een zakenman, een zich stierlijk vervelende vrijgezel.  Wanneer ze voor het eerst dansen speelt er een flauwe glimlach om haar mond.  Al gauw echter blijkt de man alleen maar op een vluggertje uit te zijn.  Wanneer het meisje achteraf zwanger blijkt, schuift hij ze met een simpel gebaar achteloos aan de kant.

In Ariel schemerde nog de utopie van een beter leven – ooit?, ergens?, wie weet? – door in sentimentele (Finse) levensliedjes en een (mogelijke) symbolische ontsnapping naar de VS.  Het meisje van de luciferfabriek biedt echter niet het minste soelaas.  Uit een juke-box knalt een popsong uit de Golden Sixties over een “brandnew Cadillac’, een complete antithese van wat er (in beeld) gebeurt.

Het meisje van de luciferfabriek etaleert eenzelfde soort droefenis, eenzelfde soort medelijden, eenzelfde soort horror als het sprookje van H.C. Andersen “Het meisje met de zwavelstokjes”, waarnaar de titel verwijst.

In de drie gelijkaardige verhalen van zijn trilogie legt Aki Kaurismäki eenzelfde sarcas­me, eenzelfde wanhoop, eenzelfde kilheid, eenzelfde hypocrisie, eenzelfde kurk­droge, elliptische, tot in het extreme uitgepuurde stijlvastheid.  Genadeloos kerft hij tot op het bot de maatschappelijke mechanismen bloot die onze vastgeroeste “samen‑leving” hebben gemaakt tot wat ze is.  Niets is grimmiger en meesterlijker dan de humor van deze Finse regisseur.  In heldere kleuren en met een minimum aan dialogen vertelt Kaurismäki zijn zwarte sprookje over een tere liefde in een gevoelloze omgeving en zoals Frank Kotterer het uitdrukt in het Parool: “Die nauwelijks dwingende manier van vertellen beheerst Kau­rismäki tot in de puntjes.  Met als gevolg dat de ontroering en het medeleven hevig toeslaan.  Wat kan treurnis soms prachtig zijn”.

Het meisje van de luciferfabriek toont in zijn verkilde perfectie het échec, de implosie van onze “moderne” samenleving.

bron:      programmabrochure DE ANDERE FILM – KFL-afdeling Brugge

Freddy Sartor, redactiesecretaris Film en Televisie