Verhaal
James Whale werd in het begin van zijn carrière als filmmaker enthousiast verwelkomd in Hollywood. Hij werd bekend met de verfiiming van FRANKENSTEIN en THE BRIDE OF FRANKENSTEIN.
Maar openlijk uitkomen voor je homoseksualititeit is tot op vandaag iets wat je vroeg of laat bekoopt in Hollywood. In de jaren dertig was dat niet anders. Whale kwam nergens meer aan de bak. De zieke ex-regisseur sleet de dagen in zijn pluchen huis in Los Angeles waar hij vreselijke schilderijen maakte. Zijn gedachten gingen vaak terug naar de gruwel uit WO I (Whale had in een Duits krijgsgevangenenkamp gezeten). Tot aan zijn dood in 1957 werd hij verzorgd door zijn norse, maar toegewijde huishoudster.
De protserige tuin wordt onder handen genomen door de atletische wat traagdenkende — heteroseksuele — tuinman. De vorige tuinman had er de brui aan gegeven, maar dat vindt James Whale helemaal niet erg. Hij nodigt de nieuweling uit in zijn huis en begint een gesprek (over zijn tatoe, in godsnaam!). Wat lijkt te beginnen als een kat-en-muisspel van rituele verleiding, wordt algauw een intens verhaal over platonische liefde. De aftakelende intellectueel ziet in de Adonis-tuinman zijn potentiële doodsengel.
De onschuldige, maar geladen relatie tussen de oude filmmaker en de jonge tuinier bereikt een enorme, zij het niet vijandige spanning. Beide karakters hebben met innerlijke demonen af te rekenen wat de spanning tussen de twee aanscherpt.
Referenties
Bill Condon verwerkte de biografie van Christopher Bram tot een fictiefilm over het einde van het leven van James Whale. De personaqes en bepaalde historische feiten kloppen, de relatie is speculatie. De spanninq tussen de twee hoofdpersonages doet denken aan Lucino Visconti’s DEATH IN VENICE, terwijl de sfeer veel heeft van Billy Wilder’s SUNSET BOULEVARD (vooral door de aanwezigheid van het zwembad).
Dat resulteert in een ongewoon qevoeliqe meditatie over kunst en leven.
Regie en vertolking
Gods and Monsters is het langspeelfilmdebuut van Bill Condon. Hij had echter al wat tvprestaties geleverd. Met quasi dezelfde cameraploeg maakte hij zijn eerste bioscoopscenario en —film, een project waaraan hij in totaal zo’n drie jaar heeft gewerkt.
Een groot deel van zijn verdienste gaat naar wat hij uit zijn acteurs puurt.
Ian McKellen is — zoals we van hem gewoon zijn — uitmuntend. Hij brengt zijn karakter genuanceerd en dus dubbel, aantrekkelijk en afstotelijk, subversief en veelgelaagd.
Brendan Fraser kennen we uit luchtledige komedies, wat hem hier geloofwaardig maakt als een wat domme jongen. Hij heeft pas laat door dat Whale homo is – maar wie had dat in 1957 wel snel door? Fraser haalt het niet helemaal vergeleken bij zijn collega’s, maar misschien ligt dat aan het scenario dat zijn karakter wat onderbelicht iaat. Lynn Redgrave overdrijft haar Oost-Europees accent vreselijk, maar geeft wel goed gestalte aan een religieus en nuffig mens dat, ondanks de seksuele voorkeur van haar baas, zorgzaam zijn cucumbersandwiches en ijsthee blijft bereiden.
Geconfronteerd met een klein budqet wist Condon de film toch veel visuele flair mee te geven.
Hij paste een oude Merchant-lvory truc toe: Je filmt eerst je duurste en belangrijkste scènes. De overige scènes draai je met het overschot van het geld. Zo ging het grootste gedeelte van het beschikbare geld naar de George Cukorparty-scène en naar de set van de oude BRIDE OF FRANKENSTEIN. Dat de rest van de scènes niet onderdoen is te danken aan de capaciteiten van de designers en fotografieploeg.
Bespreking
Gods and Monsters is geen diepe of krachtige, maar wel een goedhartige en geestige film die peilt naar de gevolgen van een vroeg verlies (in de loopgraven van WOI). De film laat de mogelijkheid open voor diverse interpretaties. De jonge Brendan Fraser ziet het zo: “Eigenlijk gaat de film over twee mannen op zoek naar liefde, en naar een vader”.
In elk geval gaat deze ontroerende, elegante, gracieuze en inventieve biografische fantasie over verlangen, oud worden, en het creatief omzetten van pijn in kunst (hoge en lage).
Nico Krols, medewerker KFL-Antwerpen