Regisseur
Producer
Scenario
Acteurs
Cinematografie
Montage
Muziek
Prijzen
Filmduur
Interview met actrice en cineaste Nadine Labaki.
Een geïsoleerd bergdorp, ergens in het Midden-Oosten, waar christenen en moslims zonder noemenswaardige problemen samenleven. En dat wil men daar zo houden. Correctie: het zijn vooral de vrouwen die er, langs beide kanten, alles aan willen doen om de vrede te bewaren. Dat is het uitgangspunt van ‘Et maintenant, on va où?’, de nieuwe speelfilm van de Libanese cineaste Nadine Labaki.
Actrice en cineaste Nadine Labaki, die in 2007 debuteerde met het felgesmaakte ‘Caramel’, is geboren en getogen in Libanon. Zij weet dus uit eerste hand wat een door religieuze conflicten gevoede burgeroorlog met een land kan doen. Toch is ‘Et maintenan, on va où?’ ondanks de soms dramatische ontwikkelingen in het verhaal geen zware kost, maar veeleer een inventieve tragikomedie. “Lachen met het ongeluk dat ons overkomt, is óók een manier om te overleven. En om de energie te vinden om weer recht te staan.”
De film begint met een dansfragment. Geen traditionele dans, maar een veeleer moderne choreografie.
Nadine Labaki: “Die sequentie is in eerste instantie bedoeld als hommage aan al die vrouwen die ik tijdens mijn leven gezien heb, ook binnen mijn familie. Vrouwen die hun hele leven in het zwart gekleed gingen omdat ze in de oorlog iemand verloren waren. Vrouwen die jammerden, zichzelf sloegen of zich de haren uit het hoofd rukten bij het dode lichaam van een zoon, een broer of een echtgenoot. Toen ik die sequentie schreef, was er nog geen bewuste beslissing om de film daarmee te beginnen. Het was iets instinctiefs dat ik pas achteraf begrepen heb. In mijn familie zijn er vrouwen die het lijk van hun zoon teruggevonden hebben, in stukken gesneden, in een autokoffer. Ik heb voor dit eerbetoon deze specifieke vorm genomen omdat de dans, samen met gezang en muziek, zo’n nobele vorm van expressie is, die de taal en de cultuur overstijgt.”
Het is een proloog die ook duidelijk maakt dat we ons niet aan een realistisch filmverhaal moeten verwachten, eerder aan een fabel of een sprookje.
“Het is inderdaad een ‘entrée en matière’. We komen binnen in een fabel. De film begint trouwens met de zin: ‘Ik vertel dit verhaal aan wie het wil horen’ en dat klinkt zo’n beetje als ‘Er was eens’. Op die manier krijgt het verhaal meteen een universelere dimensie. En de film is inderdaad een beetje een sprookje over een dorp dat erin geslaagd is de vrede te bewaren, terwijl er rondom hen gevochten wordt.”
De oorlog die men in het dorp probeert te vermijden, maar die wel elders in het land woedt, heeft met religie te maken.
“In feite had ik om het even welke oorlog kunnen kiezen. Ik had ook twee andere religies kunnen nemen of er zelfs twee nieuwe uitvinden. Het kon ook om een oorlog tussen tussen blank en zwart. Of tussen twee buren of families. In essentie draait het om een conflict tussen twee partijen die verschillend zijn en die dat anders-zijn niet kunnen aanvaarden. Dit gezegd zijnde was het voor mij makkelijker om over christenen en moslims te praten, want dat is ‘le conflit du moment’. Dat laat zich dus makkelijker illustreren, met incidenten die een realiteitsgehalte hebben.”
Zoals het wijwater dat in de kerk vervangen blijkt door bloed. Of het loslaten van schapen en geiten in een moskee. Of het stukslaan van een Mariabeeld. Of het stelen van schoenen aan de ingang van de moskee.
“Dat zijn enkele voorbeelden, maar de oorzaak van de tweedracht had dus om het even wat kunnen zijn. De film wil niet beweren dat het door de godsdienst komt dat men oorlog voert. De kern van de zaak is dat men het verschil niet accepteert, dat men niet aanvaardt dat iemand in iets anders gelooft en er andere praktijken op nahoudt. Dat is ons grootste probleem.”
Er wordt niet getoond wie of wat achter die ‘provocaties’ zit.
“Dat hebben we bewust vermeden, want wat er precies gebeurt, is niet eens zo belangrijk. Het is de interpretatie daarvan die als katalysator fungeert. En het is zo dat er oorlogen uitbreken. Precies daarom laat ik alles beginnen met een bijna komisch voorval: een christelijk jongetje breekt toevallig een kruisbeeld en de vlam slaat in de pan. Zonder dat men weet wat er gebeurd is. Een provocatie die er in feite geen was, zet een kettingreactie in gang.”
U situeert uw verhaal in een niet nader genoemd land, maar u woont en werkt zelf in Libanon, waar deze film ook gedraaid werd. Hebt u tijdens de opnames rekening moeten houden met bepaalde religieuze gevoeligheden?
“Absoluut niet, integendeel. Het was een gemengde ploeg. De acteur die de rol van de imam speelt is in werkelijkheid een christen en de acteur die de priester speelt, is een moslim. We hebben hem moeten leren hoe je een kruisteken maakt.”
Behalve het binnenbrengen van vrouwelijk schoon in het dorp, gebruiken de vrouwen nog andere methodes om te voorkomen dat hun mannen naar de wapens zouden grijpen, zoals het klaarmaken van allerlei gerechten met hasj.
“Voor alle duidelijkheid: zoiets is in Libanon wel degelijk illegaal, maar daar storen die vrouwen zich dus niet aan. ‘Elles foutent tout en l’air!’ Ze houden nergens rekening mee, want ze doen het voor een nobele zaak. Die hasj-episode past ook in de sfeer van een sprookje. Ik had het dorpje bij wijze van spreken ‘Utopia’ kunnen noemen.”
Jan Temmerman in De Morgen 3 oktober 2011
Zie ook FilmMagie nr. 618
Wil je geen vertoning van FilmMagie missen?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief!