Regisseur
Producer
Scenario
Acteurs
Cinematografie
Montage
Muziek
Prijzen
Filmduur
De Franse regisseur Laurent Cantet zwengelde het onderwijsdebat aan met zijn schooldrama Entre les murs. Het kwam als een verrassing, maar de Gouden Palm die op het recentste Filmfestival van Cannes werd toegekend aan Entre les murs van de Franse regisseur Laurent Cantet was zeker niet onverdiend. Het is een uitstekende film die het debat over de Franse onderwijspolitiek alleen maar kan aanwakkeren. Ook al was dat niet de voornaamste bedoeling van Cantet: ‘Er wordt al te veel over de school gepraat en onvoldoende naar de realiteit gekeken.’
Entre les murs is gebaseerd op het gelijknamige boek van François Bégaudeau, over diens ervaringen als leraar Frans in een middelbare school ergens in Parijs. Niet echt een gettoschool, maar wel een lyceum met een gemengde, zogenaamde Black Blanc Beurre-populatie. In de film speelt Bégaudeau zijn eigen rol als gedreven, maar ook wel eigenzinnige leraar Frans. Hij wordt geconfronteerd met adolescenten die zich al eens hardop en in hun eigen jargon durven af te vragen wat ze in hun verdere leven met al die saaie kennis over de imparfait du subjonctif moeten aanvangen. Het resultaat is een boeiende, maar ook confronterende kroniek over het leven in en van een schoolklas, een tranche de vie over onderwijs en samenleving.
Het was inmiddels al van 1987 geleden, met Sous le soleil de Satan van regisseur Maurice Pialat, dat een Franse film nog eens een Palme d’Or in de wacht wist te slepen. En het was opvallend hoe de Gouden Palm voor Entre les murs meteen een discussie op gang bracht tussen voor- en tegenstanders, zonder dat ze de film al gezien hadden.
Maar de film laat toch wel zien hoe belangrijk de aanpak van zo’n individuele leerkracht kan zijn. Dat is toch een statement in een land dat zwaar in het onderwijs wil snoeien.
“Wat ik zelf opgemerkt heb bij het maken van deze film, is hoe belangrijk het was om de relaties met de leerlingen te kunnen individualiseren. Hoe groter het vertrouwen dat zij me gaven, hoe meer aandacht, concentratie en luister¬bereidheid ik van hen kon vragen. Het is vanzelfsprekend dat het voor een leerkracht erg moeilijk is om dit soort individuele relaties te creëren in overbevolkte klassen. Leraar zijn betekent ook jezelf volledig engageren. Het is niet alleen een kwestie van kennisoverdracht. Je moet er ook staan, de confrontatie aangaan. Lesgeven is ook een lichamelijke aangelegenheid, en dus vermoeiend. Het is dus niet door de budgetten in te krimpen dat men in het onderwijs tot een meer harmonische situatie zal komen, integendeel.”
Was het boek van Bégaudeau voor u de aanleiding om deze film te draaien? Of wilde u al eerder iets over het onderwijs maken?
“Ik had al plannen in die richting. Niet dat ik mij absoluut in het onderwijsdebat wilde mengen, maar ik vond vooral dat er te veel over de school werd gepraat en dat er onvoldoende naar de realiteit werd gekeken. Ik wilde weg uit de ideologische discussie om op die manier eerst en vooral de werkelijkheid te tonen. Ik was trouwens al begonnen aan een scenario dat zich, net als het boek van Bégaudeau, integraal tussen de muren van een school zou afspelen. Van dat oorspronkelijke scenario is nu bijvoorbeeld het verhaal van Souleymane in de film bewaard gebleven.
Het grootste deel van de film speelt zich niet alleen binnen de school, maar zelfs binnen de muren van één klaslokaal af.
“Het uitgangspunt is altijd geweest dat de verhoudingen tussen de leraar en zijn leerlingen voldoende interessant zouden zijn en dat het ‘huis clos’ van zo’n klaslokaal zich daar goed toe leende. We hadden weliswaar negen maanden lang op vrije woensdagmiddagen gerepeteerd met de leerlingen en improvisatieateliers georganiseerd, maar toen we op de eerste opnamedag in die klas kwamen en beseften dat we daar de volgende vijf weken zouden doorbrengen, heb ik er wel even voor gevreesd dat we ons soms zouden vervelen en dat het dus ook voor de kijker vervelend kon worden. Maar we hebben ons erg goed geamuseerd en toen we na vijf draaiweken dat klaslokaal verlieten om de andere scènes te draaien, hadden we het gevoel dat we de sterkste scènes al ingeblikt hadden en dat de film er bij wijze van spreken al was.”
Hebt u de klasscènes in chronologische volgorde gedraaid?
“Grotendeels wel. Ik heb graag dat er tijdens het draaien onverwachte zaken gebeuren, waarop we dan bij de volgende scènes kunnen voortwerken. Daarom is het nuttig om in de juiste continuïteit te draaien. Maar voor de leerlingen zelf maakte het weinig uit. Zij waren zo goed ingewerkt dat ze de scènes evengoed door elkaar hadden kunnen spelen.”
Wanneer wist u dat Bégaudeau ook in staat zou zijn om de rol van leraar te vertolken?
“Ik heb hem dat vrij snel voorgesteld en ik denk dat hij dat zelf ook al overwogen had. Ik had weinig twijfels over zijn acteertalent. Bovendien denk ik dat er niemand is die beter weet hoe je je tegenover leerlingen moet gedragen dan een echte leraar. Dat soort autoriteit laat zich niet improviseren en een acteur had dat volgens mij nooit zo goed gekund. Ik wist dus op voorhand dat ik met een echte leraar wilde werken. Toen ik merkte dat net de leerkracht die mij in dat boek zo geïnteresseerd had, bereid was om die rol op zich te nemen, was de beslissing natuurlijk snel gemaakt.”
“François Bégaudeau heeft bij deze film eigenlijk een dubbele rol gespeeld. Hij was enerzijds de acteur die de leraar vertolkte en anderzijds was hij zo’n beetje mijn plaatsvervanger tijdens de scènes zelf. Vooral bij de eerste opnames, toen er nog volop geïmproviseerd werd. Hij wist op voorhand precies wat ik van elke scène verwachtte en dus kon hij die scène ook perfect sturen.”
In hoeverre hebt u het boek gevolgd?
“Met Bégaudeau, die trouwens meegewerkt heeft aan het scenario, was de afspraak gemaakt dat we zijn boek niet zouden reproduceren, maar dat we als het ware het dispositif zouden overnemen. Kortom, een klas samenstellen en dan de aanzet van bepaalde scènes voorzien, net zoals dat het geval is als een leraar met zijn les begint. De leerlingen hebben het scenario nooit gelezen. We wilden zien wat zij met die aanzetten zouden aanvangen, hoe ze daarop zouden reageren en hoe ze dat voor de camera zouden beleven. We wilden die realiteit vastleggen, ook al ging het natuurlijk om in scène gezette situaties.
“Een groot verschil tussen het boek en de film is natuurlijk dat de leerlingen echt lichamelijk gestalte hebben gegeven aan de personages. In het boek was hun taalgebruik al een belangrijk element, net als nu in de film, maar daarnaast is er ook die sterke, visuele incarnatie: de gedragingen, de kledij, de lichaamstaal, de manier waarop ze op hun stoel balanceren. Dat is natuurlijk de grote kracht van een film.”
Toch is Entre les murs geen documentaire geworden, maar een echte speelfilm.
“Die werkwijze heeft ons inderdaad niet belet om goed te weten hoe de film zou verlopen, welke scènes we precies wilden zien en welke zinnen we absoluut wilden horen. Bij elke opname kregen de leerlingen te horen wat er van hen verwacht werd, waarna ze die gedragingen en dialogen konden verwerken in een meer geïmproviseerde context, althans bij een eerste opname. Bij de volgende opnames waren ze perfect in staat om hun improvisaties te hernemen, nadat ik ze verteld had wat ik wilde bewaren en wat eruit moest. Ze deden dat met hetzelfde naturel als bij de eerste opname. Het gemak waarmee ze dat deden, was volgens mij het resultaat van de ateliers die we het jaar ervoor met hen hadden georganiseerd.
“De casting zelf was overigens niet zo omslachtig of selectief. Het is niet zo dat we duizenden leerlingen hebben gezien om er uiteindelijk vierentwintig over te houden. We zijn met een vijftigtal leerlingen aan die ateliers begonnen en degenen die nu in de film zitten, zijn degenen die echt geïnteresseerd waren en naar de ateliers bleven komen. Wat we nodig hadden, was een groep die er als een echte klas zou uitzien, met enkele ‘grandes gueules’ en anderen die zich meer op de vlakte hielden. Ik denk dat veel van die leerlingen niet echt geloofden of beseften dat we met een film bezig waren. Voor hen was het gewoon een van de ateliers die ze op school konden volgen. Het was ook grappig dat sommigen, toen we ze de afgewerkte versie toonden, reageerden met: ‘Tiens, het is toch een echte film geworden.’ (lacht)”
Het waren vaak de meisjes in de klas die in verschillende discussies het voortouw namen.
“Ik denk dat dit de realiteit van de adolescentie weerspiegelt. Op die leeftijd zijn meisjes vaak al veel rijper en beter gewapend dan jongens. Daarnaast zaten er bij de geselecteerde leerlingen enkele nanas die ook in werkelijkheid echte karaktertjes waren, zoals Esméralda die Sandra speelt en Rachel die Khoumba vertolkt. Sterke meisjes die niet van plan waren om met zich te laten sollen. Velen van hen voelen zich vaak nog meer gestigmatiseerd dan jongens en ontwikkelen daarom ook sneller een verdedigingsmechanisme tegenover de manier waarop naar hen gekeken wordt.”
Jan Temmerman in De Morgen 2008
Zie ook FilmMagie nr. 588
Wil je geen vertoning van FilmMagie missen?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief!