Sandrine en Sabine. Als meisje zijn ze allebei knap en levenslustig. Ze lachen en maken grappen. Misschien dat Sabine een beetje anders is, maar als je in zo’n groot gezin opgroeit als Sabine en Sandrine, dan is er altijd wel eentje een beetje anders en iedereen met z’n allen toch hetzelfde. En dan valt de toss van het lot op z’n kant. Sandrine wordt al heel jong ontdekt door regisseurs als Maurice Pialat, Agnès Varda en Jacques Rivette, en wie eigenlijk niet. Ze werkt. Ze is weg van huis. En bij Sabine wordt na een lange lijdensweg langs instituties uiteindelijk een autistische stoornis vastgesteld.
Elle s’appelle Sabine is een sobere film van één zus over een andere zus. Voor Sandrine Bonnaire, die daarmee tevens haar regiedebuut maakt, was het een logische stap. Ze filmde al haar familieleden altijd al. Eerst met de 8mm-camera en later met digitale video. Haar film is, zo vertelde ze vorig jaar tijdens het Filmfestival Wenen, ook een pamflet, om bij de Franse overheid aan te dringen op persoonlijke en kleinschalige geestelijke gezondheidszorg. Dat lukte, want na z’n première op het Filmfestival Cannes, waar de film de Fipresci-prijs van de internationale filmkritiek voor een film uit de Quinzaine des réalisateurs kreeg, bracht hij haar op de thee in het Élysée.
Maar natuurlijk laat Elle s’appelle Sabine zich op veel meer niveaus bekijken. Het is het verhaal van de ene zus die beroemd werd door haar vertolking van een stuurs onaangepast meisje (in Sans loi ni toi van Agnès Varda) en van de andere die een stuurs onaangepast meisje werd. Hij gaat over schuld. Had de familie Bonnaire eerder moeten ingrijpen, beter moeten nadenken? Het zijn vragen die, hoewel onuitgesproken, boven de beelden zweven. En misschien nog wel de pijnlijkste: heb ik mijn zus in de steek gelaten? Net zoals in Jane Campions An angel at my table over de Nieuw-Zeelandse schrijfster Janet Frame, laat de film ook zien dat al te enthousiaste behandeling met medicijnen het menselijk brein onherstelbaar kan beschadigen. En dan nog weet je het niet helemaal zeker. Weet je nooit iets helemaal zeker over wat er in de menselijke geest om gaat. Wat oorzaak en gevolg zijn. Of schuld wel bestaat, ook al heb je het gevoel dat je boete moet doen.
De discretie van de film (Sandrine houdt zichzelf wijselijk op de achtergrond en gaat om niet helemaal duidelijke redenen omzichtig met haar overige familieleden om) maakt dat Elle s’appelle Sabine allereerst om kijken gaat. En tijdens dat kijken realiseer je je, zoals dat alleen bij de beste films kan, ook heel veel over dat kijken zelf. Want hoe bescheiden ze ook is, het is wel om Sandrine dat we naar Sabine kijken. En door de strenge manier waarop ze haar zus filmt, geeft ze iets bloot over de manier waarop ze het zelf gefilmd worden heeft geleerd. Alsof je al die tijd in de ogen van haar meest geheime spiegelbeeld hebt gekeken.
Dana Linssen in de Filmkrant, september 2008, nr. 302
Zie ook FilmMagie nr. 583