Cineast
Eric Rohmer werd in 1920 in Nancy geboren. Hij schreef filmkritieken, vooral voor Les Cahiers du Cinéma, het blad dat hij van 1957 tot 1963 redigeerde. Al in de jaren vijftig draaide hij kortfilms. Met La boulangère de monceau (1962) vatte hij ambitieuzer filmwerk aan. Deze prent was meteen het eerste luik van zijn filmreeks contes moraux, waarmee hij internationale faam zou oogsten. Vooral dan met de filosofische tractaten Ma nuit chez maud uit 1969 en le genou de claire uit 1970. In 1981 startte hij met een nieuwe, minder intellectuele, serie Comedies et proverbes. Contes d’été hoort bij een derde filmreeks, gewijd aan De vier seizoenen.
Gegeven
In afwachting van de komst van zijn liefje Léna slentert een tienerjongen door de straten van het kustplaatsje Dinard, waar hij zijn vakantie doorbrengt. Tot hij aangesproken wordt door Margot, een meisje dat – voor vakantiejob – in de snack van haar tante werkt. Alles behalve een geboren verleider, laat Gaspard zich door het toeval meesleuren van het ene meisje naar een andere…
Bespreking
Contes d’été is het derde luik in de reeks Contes des quatre saisons. De zoveelste variante op de liefdesfilm – Rohmers éénentwintigste ! – maar verfrissend, echt, ondeugend en guitig.
Tijdens de zomervakantie in Dinard leert de wat timide Gaspard drie meisjes kennen, die onderling veel verschillen. Margot overstelpt hem met goede raad en maakt hem wegwijs in het gevoelsleven. De opdringerige Solène reageert op zijn besluiteloosheid en dwingt hem te kiezen. De ontwapenende Léna wekt zijn liefde op, maar laat hem ook vaak aan zijn lot over.
Cineast Rohmer filmt deze zoektocht naar de ware liefde als een aquarel, flou omlijnd met een potloodschets. Op geen enkel moment is hij uit op een confrontatie tussen de drie meisjes. Hij is louter geïnteresseerd in de techniek en het discours van de hofmakerij. Hij probeert met zijn camera de aantrekkingskracht tussen jongens en meisjes te registreren. Zo loodst hij de kijker binnen in de zomerse, maar niet zo kommerloze sfeer van kalverliefde en vakantieliefjes.
Zoals altijd bij de regisseur wemelt het ook in Contes d’été van wispelturigheden, die nu eens door het hart, dan weer door het verstand zijn ingegeven.
Met een achterliggende morele visie op de mens bouwt de cineast toch aardig wat humor in zijn film uit. De grootste aantrekkingskracht gaat echter uit van de dialogen, die op het eerste gezicht oppervlakkig lijken, maar in feite zeer spiritueel zijn.
Dirk Michiels, medewerker KFL-Antwerpen