Zuid-Korea - 2004 |
95 minuten - Film|TV|DVD nr. 552 | |
Regie: | Kim Ki-duk | |
Scenario: | Kim Ki-duk | |
Montage: | Kim Ki-duk | |
Met: | Lee Seung-yeon (Sun-hwa), Jae Hee (Tae-suk), Kwon Hyuk-ho (Min-kyu), Joo Jin-mo (detective), Moon Sung-hyuk (Sung-hyuk) | |
Muziek: | Slivian | |
Fotografie: | Jang Seung-back | |
Productie: | Kim Ki-duk | |
Links: | www.sonyclassics.com/3iron/ |
Klik op de foto's om te vergroten
Film & Televisie nummer 552: Ga naar de bespreking
Hieronder de bespreking van de voorstelling van FilmMagie-Antwerpen
Wie hier in december 2004 de film SPRING, SUMMER, FALL, WINTER AND … SPRING AGAIN zag, is het zeker bijgebleven hoe de kineast Kim Ki-duk hier een vreedzaam, sprookjesachtig en bedwelmend mooi filmgedicht schilderde. Als een parabel schetst hij - in 5 delen / seizoenen - hoe de mens na de nodige beproevingen uiteindelijk zijn zielenrust vindt.
Met BIN-JIP lijkt Kim Ki-duk de
love-story opnieuw te hebben uitgevonden.
De jongeman uit BIN-JIP (wat ondanks de internationale titel 3-iron, naar een
bepaald formaat van golfclub, gewoon ‘leeg huis’ betekent) beweegt zich door
zomers verlaten Seoul en neemt clandestien zijn intrek in lege huizen. Hij is
als een dief die afwast en opruimt, een inbreker die in ruil voor een
onopgemerkte overnachting en wat eten de klok gelijkzet of de weegschaal
repareert. Zo komen we erachter dat het (de)chronoriseren van tijd en materie
voor hem een manier is om zijn onzichtbare aanwezigheid in ons universum veilig
te stellen. En daarmee een deur te openen naar andere, parallelle werelden.
“Ieder van ons is een leeg huis, wachtend op iemand die de deur opent en ons bevrijdt”, schreef Kim Ki-duk als toelichting op zijn film in de catalogus van het Filmfestival Venetië. “Ken je het verhaal van de Tao-meester Zhuang Zi die droomde dat hij een vlinder was,” antwoordde de regisseur in Venetië op de vraag wat hij met die toelichting bedoelde. “Bij het ontwaken vroeg hij zich af of hij Zhuang Zi was die droomde dat hij een vlinder was, of een vlinder die droomde dat hij Zhuang Zi was. Die vraag geldt ook voor ons leven. Soms weten we niet wat waar is en wat niet en hebben we iets of iemand nodig die ons daarvan bewust maakt. Of die ons op zijn minst de vraag laat stellen wat waar is en wat niet.”
In BIN-JIP wordt de realiteit
ondervraagd door haar zo lucide te maken dat de hoofdpersonen
Tae-suk en Sun-hwa geruisloos bezit kunnen nemen van de huizen en daarmee levens
van anderen. Ze zijn een van de ontroerendste liefdesparen uit de moderne
filmgeschiedenis. Ze ontmoeten elkaar op het moment dat Tae-suk als onderdeel
van zijn gebruikelijke routine een onderkomen zoekt in Sun-hwa’s huis, dat naar
hij denkt verlaten is omdat het er zo stil is.
In de kleren van de eigenaars van
de huizen die zij betreden adopteren zij voor even een leven, en daarmee laten
zij het antwoord op de vraag wat (en van wie) iemands identiteit is en het
duivelse ‘wie ben ik?’ aan de toeschouwer over.
Kim Ki-duk in Venetië: “We denken altijd dat ons huis ons huis is. Maar wat als
dat nu niet zo is? Zou je boos of in de war zijn als je terug kwam uit Venetië
en het bleek dat er zonder dat je het wist iemand een tijdje in je huis had
gewoond? Hij had niets gestolen, niets kapot gemaakt, alles weer netjes
opgeruimd. Ik geloof dat ik op die manier mijn bezit best zou kunnen delen. Deze
film stelt dit soort vragen. Onze geest is ook een soort huis wat we daarvoor
moeten openstellen.”
“BIN-JIP gaat niet over inbreken”,
vervolgt hij, “maar over wat het huis symboliseert, namelijk het menselijke
hart. Als het hart leeg is en er komt iemand bij je die op je wilt steunen, dan
zou dat een probleem zijn. Als je hart leeg is, kun je dan iemand binnenlaten?
Of moet je juist een soort leegte bewerkstelligen om iemand te kunnen
binnenlaten?”
Kim Ki-duk is een regisseur van de pijn. Zelf zegt hij het zo: “Er is in al mijn
films iets wat mijn hoofdpersonen zwaar verwond heeft. Daardoor is hun
vertrouwen in de mensheid zwaar geschaad. Ze zijn bezoedeld door mensen die
dingen deden en zeiden die ze niet meenden.
En omdat dat schijnbaar kan, omdat
je woorden kunt gebruiken om dingen te zeggen die niet waar zijn, zijn mijn
personages opgehouden met praten. Nu is alles wat zij doen taal geworden. Het is
lichaamstaal, vaak gewelddadig, maar dat is een fysieke reactie op het trauma
dat hen is aangedaan, het is geen geweld op zich.”
Kim Ki-duks personages ontsnappen aan de, soms letterlijke, gevangenissen waarin
zij leven door zich te oefenen in onzichtbaarheid. Tae-suk gaat hierin het
verst, als hij er daadwerkelijk in slaagt om zich aan de materiële wetten van
deze wereld te onttrekken, maar er toch zichtbaar voor ons oog mee kan blijven
interacteren.
Gevraagd naar de rol die de weegschaal in diverse scènes speelt, meent Kim “De
eerste keer dat Tae-suk zich weegt is hij te zwaar. Dat betekent ook dat de
realiteit voor hem heel zwaar om dragen is. Hij draagt de hele werkelijkheid op
zijn schouders. De tweede keer gaat het beter. Als Sun-hwa zich weegt is zij te
licht. Zij wil wel gewichtloos zijn om aan de wereld te ontsnappen maar weet
niet hoe. Als zij zich de derde keer samen wegen blijft de teller op nul staan.
Dat betekent dat het leven samen met iemand anders dragelijker is.”
BIN-JIP slaagt er op een werkelijk sublieme wijze in om niet alleen een filmische realiteit te presenteren, maar ook de gedachten en gevoelens zichtbaar te maken die bij die filmische werkelijkheid horen.
Bron: Dana Linssen in Filmkrant -
maart 2005