Regisseur
Producer
Scenario
Acteurs
Cinematografie
Montage
Muziek
Prijzen
Filmduur
In het China van de late jaren zestig en de vroege jaren zeventig werden intellectuelen in het kader van de zogenaamde culturele revolutie naar het platteland getransporteerd om daar tussen en door de boerenbevolking ‘heropgevoed’ te worden. Dat was ook het lot van Dai Sijie (°1954). Het heeft niet geholpen want Dai Sijie is intellectueel gebleven en na de dood van voorzitter Mao in 1976 kon hij aan een Chinese universiteit kunstgeschiedenis studeren en in 1984 kwam hij zelfs met een beurs naar Frankrijk. Hij schreef zich in aan de beroemde IDHEC-filmschool en bleef in het Westen. Hij draaide reeds enkele langspeelfilms zoals Chine, ma douleur en Le mangeur de la lune maar hij werd vooral beroemd toen in 2000 zijn – grotendeels autobiografische – debuutroman Balzac et la petite tailleuse chinoise verscheen. Het boek werd reeds in 25 talen vertaald en is door de schrijver zelf tot scenario bewerkt en ook verfilmd.
Twee vrienden, Ma (rol van Liu Ye) en Luo (Chen Kun), worden voor heropvoeding naar een boerendorp gestuurd. Hun ‘misdaad’ is dat zij allebei zonen zijn van intellectuele, dus reactionaire, dus volksvijandige bourgeois.
Het landschap is erg mooi, idyllisch zelfs; de levens- en werkomstandigheden in de rijstvelden en in een plaatselijke mijn zijn dat heel wat minder. Het jonge duo wordt op een mengeling van nieuwsgierigheid en argwaan onthaald. Een kookboek dat ze toevallig mee hebben wordt verbrand: (géén bourgeoiskeuken voor revolutionaire boeren!) en de viool van Ma wordt net op tijd van destructie gered omdat Luo in een briljante wanhoopspoging zijn vriend een sonate laat spelen en ter plekke verzint dat het muziekstuk ‘Kameraad Mozart denkt aan voorzitter Mao’ heet.
Omdat de jongens goede vertellers zijn mogen ze na verloop van tijd van de dorpschef zo nu en dan in een naburig stadje naar een propagandafilm gaan kijken, die ze dan nadien aan de dorpsbevolking moeten navertellen. Intussen hebben Ma en Luo ook kennis gemaakt met het mooie naaistertje uit de titel (Zhou Xun). Ze kan niet lezen en niet schrijven maar ze houdt wel van de verhaaltjes die ze van beide – min of meer verliefde – jongens te horen krijgt. Zij zal hen trouwens ook verklappen dat een van de intellectuele lotgenoten, de zoon van een schrijver en een dichteres, die bovendien het ongeluk heeft dat hij een bril draagt, een koffer met ‘verboden’ want ‘vreemde’ boeken verborgen houdt. Daarin vinden de jongens allerlei romans van Flaubert, Hugo, Tolstoj, Dickens, Dumas en natuurlijk ook Balzac. Het voorlezen kan nu goed beginnen en het feit dat het in het geniep gebeuren moet, maakt het des te spannender. Het resultaat van deze vondst maar eigenlijk van het hele systeem van vertellingen, van boeken en films, leidt tot de – in deze context paradoxale – situatie dat in feite de ‘verfoeide’ intellectuelen zich inspannen voor de (her)opvoeding van de boeren.
Om zijn bestseller te mogen verfilmen in de prachtige bergprovincie Sechuen, bewoog de regisseur hemel en aarde bij de Chinese autoriteiten: de landschappen zijn op zich al de prijs van het filmticket waard. Misschien is het romantische verhaal wat al te mooi in beeld gebracht: de natuur is mooi, de muziek is mooi, de drie hoofdrolspelers zijn mooi, het werk is hard maar nooit levensbedreigend, je krijgt wel eens de indruk dat die culturele revolutie best meeviel.
De manier waarop de jongens de lokale partijbons om de tuin leiden en ‘beweren’ dat hun cultuurbeleven in overeenstemming is met het rode boekje is kostelijk. De humor biedt een goed tegengewicht voor de romantiek. Dai Sijie is zich bewust van de smaak van het westerse publiek maar geeft er niet aan toe: Amerikaanse stroperigheid wordt ons bespaard. Puristen kunnen vallen over een verlies aan Chinese eigenheid maar voor een breed publiek is deze warme, mooie en geestige film een ideale ontmoeting met de Aziatische film.
Balzac et la petite tailleuse chinoise is een mooie, van minzame jeugdnostalgie doordrongen film, helemaal in de lijn van de sprookjesachtige titel. Uiteraard was die periode van (anti)-Culturele Revolutie geen lachertje maar liever dan een in politieke kommer en ideologische kwel gedrenkt filmpamflet te maken, heeft schrijver en filmer Dai Sijie gekozen voor een ander soort geloofsbelijdenis, namelijk die van het geloof in de bevrijdende kracht van het boek.
Zelf droomt de schrijver van een volgende stap: de Chinese autoriteiten zo ver krijgen dat zijn boek ook in het Mandarijnenchinees vertaald zou worden en dat ook de film aan het Chinese publiek zou vertoond worden.
BRONNEN:
Jan Temmerman in De Morgen 15/1/2003
Steven De Foer in De Standaard 15/1/2003
Hedwig Van Gerven, FilmMagie-Antwerpen
Ook in Film & Televisie nr 527
Wil je geen vertoning van FilmMagie missen?
Schrijf je in op onze nieuwsbrief!